top of page

waar ook je ogen zuurstof vinden - Daniel Billiet

maart 2024

beklimt de zon, de dirigent van de lente,
het podium, dan drommen alle knoppen

 

om ter groenst om ter hoogst
om ter snelst naar de stem van het licht

 

kijk dan, ruik hoe toekomstige schaduw
hier wordt uitgebroed en opgevoed

 

proef, luister hoe in het lommer
geruis en getjilp nestelen en ontluiken

 

klim in het verhaal van de bomen, voel
hoe ze nooit zand in je ogen strooien 

 

Gedicht bij aanplant ‘zomereik, wintereik, haagbeuk’, Zuid Gent, 8 februari 2024

Interlude - Lena Claessen

februari 2024

dennennaalden steken in kleine wijzers
van zilveren polshorloges

geduldig wacht je
tot de tijd

alle hoeken controleert
op rafelranden

afstanden schat
afgerond op drie decimalen
achter de komma

slijp je het mos puntig
vochtig groen
zwaar in de hand

hoor je
takken breken

warmte
handschoenen


lichtflitsen (bovengronds)tel je
tot de zwerm zwaluwen
is overgetrokken

in stilte gehuld
kijkt een dier je aan

je kaatst een vlakke
gladde steen
over de dorstige plas

de weerspiegeling cirkelt

sneller
sneller

schiet je met je hand
langs het ritueel
dat nodig is

nodig blijkt te zijn

om de regelmatige ademhaling
van dit bos

in stand te houden

Zaailing - Stevine Groenen

januari 2024

In gedachten heb ik je daar zo vaak zien zitten, Anne, op de plankenvloer
bij het onverduisterde zolderraam, met uitzicht op de kastanjeboom,
de enige plek in het Achterhuis waar je vrij kon ademhalen, waar je
in de scheervlucht van zilverige meeuwen mee kon vliegen naar het strand, om daar
met je meisjeshanden een kasteel te bouwen van blauwe lucht, de zon weer te zien schijnen
in het water.

Je ster bungelde aan een draadje, verwaaide als een vlieger in de wind, een merel
verweefde hem zonder dralen in zijn nest en zong lieflijke nocturnes, dankbaar
stroomde je hart vol van tederheid, mooier dan vorig jaar de lente, de kastanje breder, van boven tot
onder gevuld met handvormige bladeren en witte toortsen voorzien van honingmerk om
bijen te verleiden, zelfs bloemtrossen geven bedekte boodschappen door, verkleuren als ze bevrucht zijn,
maar jij kon van ontroering niet meer spreken.

Gelukkig gaf je meer om herinneringen dan om jurken en hield je je vulpen bij de hand (al beweren
laserracisten van niet), zo gaf je in je dagboek met rood geruite kaft de wereld iets kostbaars mee:
we zien het voor ons, kunnen niet langer ontkennen dat we het wisten
hoe ’s avonds langs de huizen goede en onschuldige mensen liepen
met huilende kinderen in hun armen, steeds maar lopen, alles, alles,
gaat mee in de tocht naar de dood, schreef je.

Schoonheid ligt besloten in een stekelige felgroene bolster, binnenin
wist je een kern, glanzend als de vacht van de kat en het gewreven mahonie van meubels
in het bovenhuis aan het Merwedeplein, een zaailing in de aarde van een verborgen binnenplaats,
dit is wat je achterliet, je schrijfsels en mijn liefde voor een kastanje.

Flagellant - Elise Vos

december 2023

zonder beschutting sta je in een open veld

slechts nerts om de schouders

je huid vliesdun: tijd ademt door de poriën

 

hellend als een uitheemse boom

ben je bijna ontworteld

ooit blies iets onnoembaars zijn groene long leeg

 

de grond wordt een beving onder de voeten

je mist de naalden van het woud

de pad onder de tong, vergeten rituelen met vuur

 

steeds een rib te weinig voor een volwaardig lichaam

nu de vacht groeit aan de binnenkant van je huid

probeer je de mist uit het hoofd te geselen

 

op de tast naar littekens van een doornenkroon

had je maar niet gedronken uit de afdruk van mijn voet

was je maar binnen onze vier muren gebleven

IJsvrij - Marloes van der Singel

november 2023

jij kent mij nog niet

herkent nog niet

de sneeuwstilte

wanneer ik ’s nachts stiekem

de wereld heb ingestopt

de gesuikerde boomtoppen versierd

met fijne doorzichtige tierlantijnen

 

jij hoorde nog nooit

mijn buitenaards lied

dat zingend over de bevroren spiegel

zijn weg zoekt, telde nog niet de dubbeltjes

in het ijs, niemand

drukte je op het hart

zwem naar het donker, of juist het licht

hoe word je winterwijs?

zonder mij

 

jij kent slechts de verhalen

over dekens bedekt met rijp

een stijf bevroren overal

ontluikende ijsbloemen

op stalramen, het lantaarnpaalstaren

 

je nieuwsgierigheid wordt

gewekt door het koortsachtig glanzen

in de ogen van doorgewinterden

die lijdzaam op mijn terugkeer wachten

terwijl de seizoenen samensmelten

als grijze verf in water

lijkt mijn koninkrijk ten einde

 

wat is een noorderling

zonder mijn onverschrokken

sneeuwdrift, zonder bont gekleurd

peloton dat als een spreeuwenzwerm

tussen de weilanden glijdt

 

kon je de wereld maar op de kop houden

en mij tevoorschijn schudden

wakker uit mijn winterslaap

een winters paradijs voor altijd

Vloed - Saskia van Leendert

september 2023

In nadagen zaten we onder 

door de wind geschoren bomen. 

We keken uit over verschoten rozen 

al bijna kwijt geraakt aan de tijd. 

 

We kusten elkaar kleur op de wangen

weg van de pijn van uitgebloeid zijn. 

We maakten selfies om voort te bestaan. 

 

Doof hielden we ons voor het driemaal kraaien. 

We wilden niet weten dat we niet meer waren 

dan een vlekje in het oog van het landschap. 

 

Het begon te waaien, we negeerden 

de wind op onze huid, bleven blind 

voor schuimkoppen aan de horizon. 

 

Niet veel later kwam het water. 

Hier was een plek - Johanna M Pas

juli 2023

Hier was een plek waar onze voeten kwamen

een zweem van bosgrond ons verkoeling gaf

en waar een soort van stilte heerste waarin we 

– tussen al het stadsgedruis – de kinderstemmen

en de vogels hoorden

Hier was een plek waar dieren woonden

gefilterd zonlicht op de straten viel

het struikgewas vol leven zat, de hoge bomen

naar ons toe bewogen – ons adem gaven

 

Hier was een plek  waar kunst ontstond

een ruige tuin waar mensen elkaar vonden

 

Hier

was

een plek

 

Geef ons de taxus die hier stond terug

de notenboom de lommerte de merels

geef ons een plek

 

om te ontharden

Wier - Christophe Batens

juni 2023

   ooit is het zwieren begonnen
   in een porie van de aarde
   in de navel van de zee

 

we waren nat, gruizelig
          twijfelden tussen grondtonen
                  waterkleur en zonneklaar

 

              bodem en oppervlak spiegelden
   elkaar en het dak van de wereld
was een begin

van iets anders
van lagen waarvan je niet

              weet welke de eerste was

              en ze volgen als een oog
   waarvan we niet de enige
                                    kijker zijn

 

in schubben en haartjes
in weefsel van vezels
   en blaasjes vinden we

 

                                   een manier van ademen
   het draaien van de wereld het slingeren van alle leven

het haken van land aan zee en omgekeerd
communicerende membranen

 

                                een cirkel
                            die ons verbindt

   met de oerkern de uitdijende dans van de kosmos

                            het ontstaan
                      van nieuwe aarde.

***Supercool - Leen Pil

mei 2023

De lengte van een stuk ijs is vluchtig, nog brozer

onder bruggen dan tussen stenen in een rivier

of op een terp. Het ziet er anders uit, als gras

 

met ondergrondse stengels. Het einde buigt zich

weer omhoog. Soms is het nauwelijks te zien

op welke knoop een stek zich vormt of sterft.

 

Ooit waren we vissen die het ijs om zich heen

lieten komen. We verspreidden geen aarde,

groeven geen vette heuvelgrond af. We woonden

veilig maar ontkwamen niet aan krapte en mist.

 

De nevel valt ook nu obscuur, raakt het water

en de gronden licht, misschien hebben we het breken

met ons vissengeheugen wel gehoord. Vlak voor de plek

 

waar de tenen beginnen, scheurt de grond in puntige

barsten. Het ijs komt dichterbij, het koelt het letsel af,

laat het kantelen horen in een waterplas.

Ter nagedachtenis aan de onlangs overleden Leen Pil plaatsten wij haar gedicht uit de Klimaatdichtersbundel Zwemlessen voor later als gedicht van de maand mei.

Perkeloos ingeperk / Mateloos ingeperkt
Heilna du Plooy 

april 2023

alles van waarde is weerloos  - Lucebert

In die louter niks van tyd – onsigbaar, onhoorbaar
om my – in die ómvattende afwesigheid
is ek, soos ’n slak sonder skulp op die strand,
vir alles om my deurskynend en ontvanklik, 

 

lig wat insypel, omsingelende geluid;
in elke moment ’n barokervaring ingesluit:

 

in formasie vlieg honderd flaminke uit oor die see,
saamgeweef sweef meer as ’n duisend klein spreeus,
duik, vou en flap soos ’n gespikkelde soepel stuk lap,
en teen die rooi aand steek klein reiers spierwit af;

 

die see lispel en sis, borrel klein rimpels en golwe
glad oor sy lip as die wind nog bly lê; met volmaan
en stormgety stoot kragtige deinings op uit ver dieptes
en berge water stort donderend oor, die see is die see. 

 

Alles te hoor en te sien
gaan dadelik verby;
alles vergaan en ons klou om vlietend
’n vonk te behou van wat vergly.

 

Die niks wat tyd is, is uiteindelik
alles; ons vashou en hou,
uiteindelik niks, is hier en nou
en vir ons duur alles. 

 

**
 

In het pure niets van tijd - onzichtbaar, onhoorbaar
om mij heen - in de allesomvattende afwezigheid

ben ik, als een slak zonder huis op het strand,

voor alles om mij heen transparant en ontvankelijk,

 

licht dat naar binnen sijpelt, omsingelend geluid;

elk moment een barokke ervaring:

 

in formatie vliegen honderd flamingo's over de zee,

meer dan duizend kleine spreeuwen zweven in elkaar verweven,

duiken, vouwen en fladderen als een gespikkeld stuk soepele stof,

en tegen de rode avond steken kleine reigers spierwit af;

 

de zee lispelt en sist, borrelt kleine rimpelingen en golven

glad over zijn lip terwijl de wind nog blijft liggen; met volle maan

en stormvloeden stuwen krachtige golven van grote diepten omhoog

en bergen water donderen naar beneden, de zee is de zee.

 

Alles wat te horen en te zien is

gaat meteen weer voorbij;

alles vergaat en we klampen ons vast om voor even

een vonk te bewaren van wat verdwijnt.

 

Het niets dat tijd is, is uiteindelijk

alles; wat we vasthouden en behouden

uiteindelijk niets, maar hier en nu,
zolang wij voortduren, is het alles. 

(vertaling: Saskia Stehouwer)

is het de bedoeling dat het stopt - Anke Cuijpers

maart 2023

het kan helpen als je een stoeptegel wipt

je kunt de aarde opnieuw leren ademen

wat platgewalst werd weer loswoelen

zoals vroeger

met je handen door zijn haar

 

wat je opgraaft heeft rouwrandjes,

stukjes dakpan van wat ooit een huis

moet zijn geweest en de glibberige vlucht 

van een regenworm naar veilig, 

ver van jouw gravende vingers vandaan

 

zoals de specht onder de klauwen van

de sperwer vandaan zou willen, zo wil

het land weer naar rottend blad ruiken,

hoe diep gaan wij graven voor we vinden 

wat er te bewonen viel.

onder ons - Saskia Stehouwer

feb 2023

ik weet dat jullie er zijn
reisgenoten
met wie ik samenkom in de nacht
om een ring te vormen
rond de wereld
met wie ik treur om kalende gronden
rouw om het water dat dromen verdrinkt

met jullie maak ik plannen
om longen schoon te vegen
een hart te transplanteren
een verse huid te laten groeien

ik weet dat jullie er zijn
omdat het moet gebeuren
aan de voet van de boom
op de oever van de rivier
waar vis en mens waar vogel en otter
waar water en zand

ik weet dat jullie er zijn
ik zie het vet druipen
van het dak van de wereld
waar de lichten nog aan zijn

onze tenen reiken naar het beven van de grond
tot de draden die ons verbinden
zich ritsen tot een weefsel

kom binnen
we vertrekken
als de dag begint

het gedicht 'onder ons' staat in wonen op de rand van het wonder, Saskia's nieuwe bundel die op 2/2/23 verschenen is bij Uitgeverij Marmer

Wat er stroomt - Suzanne Van Leendert

jan 2023

Weet je nog hoe we in meren sprongen

tussen snoeken zwommen, karpers en baarzen 

we wieren voelden tussen onze tenen, op onze rug dreven 

omgeven door rietpluimen, meerkoeten en reigers

 

hoe we met schepnetjes door sloten waadden 

zich een universum openbaarde 

met libellen, kevers en kikkerdril 

we naar bed gingen met natte haren.

 

Nu is het lastig navigeren, drijven eilanden 

van afval ons tegemoet met in de diepte 

spokende netten die altijd blijven vissen, en zien we, 

als we goed kijken, de ribben van het water.

 

Weet je nog hoe we kommetjes maakten van onze handen 

water uit beken schepten, door vingers lieten stromen

onze dorst lesten, hoe het water golfde 

over zand, kiezels en keien als een zacht applaus.

 

Nu verdrijven statistieken en grafieken onze luchtkastelen 

zien we de waarheid weerspiegeld in water 

troebel van onze welvaartsresten, vragen we ons af 

of er een smaakje aan zit. 

 

Alsof er een steen in een vijver is gegooid, groeit 

een cirkel en het besef dat er maar één aarde is 

één letter verschil tussen moeder en modder, 

dat we samen tegen de stroom in kunnen gaan, 

 

ieder van ons een druppel.

Dit gedicht werd geschreven voor het symposium "Wordt waterkwaliteit de nieuwe stikstofcrisis?" dat op 25 november 2022 in Utrecht plaatsvond.

Prijsbepaling van de huid - Sara Eelen

dec 2022

Als screensaver hebben we een zonsondergang ingesteld

alvast het gevoel dat sommige dingen blijven duren
gefixeerd op een scherm. Deze eenentwintigste eeuw
vraagt nieuwe manieren om verdriet te vertalen:
niet langer vechten of vluchten, maar staren
en jezelf verliezen in dat staren.

Je las ergens dat mensen in veertig jaar tijd
dubbel zoveel kaas zijn gaan eten
ergens anders dat consumptie van te veel melkproducten
de pijnappelklier verkalkt.
Je zoekt geen verbanden
maar kunt er niets aan doen dat alles verbonden is.

Stel me gerust je aanhoudende vragen
over het verschil tussen de sterren en het ruimteschroot
als we niet naar buiten kijken
de bevolking groeit in eenzaamheid
wanneer zal de huid de vraag overstijgen?

Maar weet, als je de vragen stelt
word je deel van deze retorische samenleving
je schouders te stram om op te halen
je derde oog dichtgeslibd, elektrisch blauw als aureool
uit de tl-lampen die we branden om de doden te herschikken.

Er is een televisiebeeld vol rook dat ons binnen houdt.
We plooien ons leven achter glas
klikken wat onbeslist en onbeantwoord kan
weg. Een gevreesde onweersbui, uitblijvende ziekteverschijnselen
en foto’s van halfnaakte lichamen als naburige tabbladen.

Vanavond gaan we weer veel te vroeg slapen.

Uit Sara's onlangs verschenen debuutbundel Het nodige breken (Vrijdag 2022)

Opbreken* - Aly Freije

nov 2022

We nokken af, we rennen onze koppen achterna

achter dwarse pupillen huizen nog de weides.

Ondertussen schokt de grond, verlaten ratten ons

raken duikers gestremd, klappen dorpen in elkaar.

Stijgt grondwater boven graven, zakken

romaanse kerkjes godvergeten weg, zwijgt Buxtehude.

Wordt hier het hart eruit gehaald.

We voelen feilloos stemmingen aan

grondmist en leugens trekken langs de poten op

donker dondert boven onze vachten.

We vrezen voor topzwaar

klimmen de dijken op.

We stijgen, worden wollen wolkendieren

we blaten ons verhaal.

 

Uit: Een engel aan de deur, uitgeverij In de Knipscheer 2021


*Bij de aardgasboringen in Groningen. Ook te zien en te beluisteren met

  beelden van Annemarie van Buuren en een geluidscollage van Aletta Becker.

Cocon - Bert Struyvé

okt 2022

ik kijk naar de droombladeren, de donkere sproeten 

die vonken op het bezegelde stadsplein, zonder mededogen

legt millimeterflora het af in droge kieren  

 

soms struikelt je afgemeten woord over een drempel

de momentopname blaast zich op tot hoofdzaak

terwijl de schreeuw van oeverloze modderscheuren 

 

vraagt om interventie; intussen blijft het brandend nieuws 

binnenstromen: slangen tussen olijfbomen, een binnenzee 

van mensen juist kniehoog in het water, evacuatieselfies 

 

thuis plaats je in witte letters HOME achter het raam 

de buren zonder hond gingen al voor: HIER WAAK IK

de vraag rijst aan welke kant de zon in mijn stem opkomt

Kamille uit Narva - Lies Van Gasse

sept 2022

Ondiep geworteld, veerdelig,
door een land van gespleten appels
beweegt ze zich,

met zere ogen die niet willen zien:
de nacht waarin dit lintbloemig hoofd zich buigt,
de dag waarin het zich uitzaait, stralend, maar vol verdriet.

 

De soort is niet kieskeurig.
De grond mag droog zijn, omgewerkt,
betreden door soldatenhoeven, zuur tot in de diepte.

 

 

Ook beschadigd komt er bloei.

Kon ik een oerwoud zijn - Monique Wilmer-Leegwater

juli/aug 2022

This corner of the earth is like me in many ways. (Jamiroquai)

Kon ik een oerwoud zijn

 

we zijn omgeven door oceanen waarvan je het einde niet kunt zien

de vraag is wat je zelf kunt doen: je huis bouwen op palen, de 

muren verslepen naar hoger gelegen land

 

er zijn berekeningen over de impact van gedragingen, hoe rol je 

een toekomst uit als je niet vooruit wilt zien

tegenstrijdige belangen hebt

 

je kunt zwemvesten kopen voor later, dieren doden omdat ze

gevaarlijk zijn, hinderlijk, ziekmakend,  hun koppen mooi staan

aan de muur, hun lijven uitgespreid op een grijs gegoten vloer

 

nergens zijn we nog op voorbereid, overstromingen, hittegolven

bosbranden, modderstromen, op voorhand bedenken we namen  

voor stormen, orkanen

 

planten bomen om ’s nachts ons geweten te sussen, slaan vermoedens

af als muggen, bedekken ons met te warme dekens, en o erbarmen,

na ons de zadelsprinkhanen, afkalvende gletsjers, noodrantsoenen

 

er tikken gele hommels tegen de ramen als een zware moessonregen

ik denk aan biodiversiteit, palmolie en zijn smeerbaarheid, aan de man die

bomen in de amazone telt, dat rouwmantel geen woord is dat van dale kent

 

soms trek ik onzichtbare schoenen aan, verberg  me in kleuren van de nacht

verbeeld me donkere waterjuffers, indische tapirs, sumatraanse tijgers, haften,

withandgibbons, platkopkatten

 

er schrijnt een zon die niet inschikt, als mensen, later een maan die halve 

hazen ziet, hurkend tussen behouden huizen, ik wil woekeren als roggelelie, 

wilde kool, laat me een oerwoud zijn, een moederboom 

Woordvoerder - Bart Verstraete

juni 2022

als lenzen rond je lippen zoomen
laat dan je tongspier rollen

 

wit zijn je woorden in gesneden brood
hongerig de ogen die je volgen
rood je vezels op een vel papier
geen pen blijft droog achter hun oren

 

voed de gieren en de wolven
spek hun maaltijd zonder zout
spreek als een waterval voor hen
die onder steenkool zijn bedolven

 

delf de feiten uit het slijk
wek de schapen uit hun wol

fastfood - Alex Gentjens

mei 2022

In de avond trek ik in de keuken

een blik vogelmelk open,

een delicatesse uit de Poolse supermarkt.

Het vogelvlees, gekweekt in kooien,

dampend op een bord, van vel ontdaan,

de poten tot het bot geknot.

Het babyjong nog niet gereed,

moet nog worden vetgemest,

het vliegen nooit geleerd.

Het vervoeren moet versnellen.

De consument verwacht het vlees.

De melk moet arriveren voor de nacht.

kun je nog slapen ben van beurden - Susan Smith

maart/april 2022

aan de algemeen directeur van Royal Dutch Shell
namens het zeeleven en de wateren van de Wilde Kust



kun je nog slapen
ben van beurden
kun je nog slapen in den haag
met het gekreun van stervende
walvissen dat door je dromen
waait hoe kussen je
je oren ben van beurden
tegen de priemende kreten van de
herauten van water hoe stoffeer
je met goudbrokaat en dik fluweel
de aanslag van decibellen de kolkende
scheurende nabranders van angst het
uit elkaar rukken van nietige
ongewervelden van hompen walvis
van buiken en vinnen van dolfijnen
de ontploffing van gehoormembranen
die duizenden zeemijlen ver
tijd en plaats en overleving moesten navigeren
het klikken het grommen het polsen het klappen
van onderwatertaal

kun je nog slapen ben

kun je nog slapen in de koninklijke
nederlandse shell in de armen

van neokolonialisme je olie
bedruipt de handpalmen
van de minister en zijn trawanten je mond
glanst bij het feestmaal van konings-
garnalen en kreeft

kun je nog slapen ben van beurden

hoe slaap je hoe stop je
je kinderen in
hoe sus je je kleinkinderen
hoe lees je ze verhalen voor
over de aarde die ooit
mooi was en héél
vóór jou

kun je nog slapen

hoe zit je
aan je eigen tafel
ben van beurden
met de lijkjes
van je kinderen netjes
in armpjes en billetjes
in buikjes en dijtjes gesneden
krokant met een sausje

jij ben het immers
ben van beurden
die het brood breekt en eet

#gramgedicht - Sylvie Marie

februari 2022

wees meer boom
vlucht met je donkere hout
los de lucht in
vang het licht
strek je bladerdek
wervel rond
en vertrouw de grond

Laat de zee de zee - Geert Viaene

januari 2022

je staat in de kraamkamer 

van de tijd, een afgebroken 

aardplaat stuit op vloeibaar 

 

liefdesspel, een loeiend hete

stroop raast voorbij, de korst

wringt zich in een wilde kolk

 

omhoog, hier ontstaat het 

vertragen, samensmelten

van metaalknollen die zij

 

willen losscheuren, opgraven 

bruisend schuim op de golven 

bovenaan en helemaal onder-

 

aan de baarmoeder, je poogt

je af te duwen aan een spring-

schans, tuimelt over de mens

Moeilijk te zeggen - Ingrid Strobbe

december 2021

heeft de haas een zomerdepressie? de vrouw?

 

de in zichzelf gekeerde vragen: teken ik om dichter

bij mezelf te komen, bij het dier, bij de aarde?

 

zweven in de ruimte, en stemmen van sterren, de vinger van een robot.

een vogel met de schutkleur van een brokstuk

trekt de aandacht, zijn snavel staart naar het water

dat woest vissen in het rond slingert, de wind huilt door berg en been.

 

in haar mond de tanden, kaken, taal, geen woord over het oog

witte pupil. het ziet het gras, voor het eerst een beuk, blad

eitje van de galmug. ze steekt in de huid van het mysterie.

 

de haas loopt gevaar, zij erachteraan, de antwoorden jachtig.

Servies - Ruth Lasters

november 2021

De allerlaatste mensen eten in een eindeloze trofeeënkamer 

zittend op ballons d’or van Van Basten, Nedvêd, enzovoort. 

 

Ze snijden dwerggoudbrasems uit 

zuurstofarme oceanen aan

 

op platina platen 

als Supernatural, Never Mind, Abbey Road en slurpen

uit vergulde bekers van grand slams 

een door hitte erg versuikerd sap met gekke oude namen als

 

Lafite, Meursault. Monden, kinnen veegt men ginder schoon 

met vellen uit The Waves 

gerukt of Un amour de Swann en soms ook wel met repels canvas uit 

 

Las dos Fridas of uit Les Demoiselles D’Avignon.

Hun medio-millennium-moedeloosheid 

muteert er tot extreem lome 

 

grootheidswaan door steeds met tongen, lippen langs

zulk luisterrijk servies te gaan, dat ze ten slotte weigeren na gebruik

zelf van etensresten te ontdoen met schimmels, almaar giftigere 

 

als resultaat. Uiteindelijk sterft de mensheid uit

door niets dan een gebrek aan een vrijwilliger

 

voor de vaat.

latere mensen - Hedwig Du Jardin

oktober 2021

je beet minuten in twee, vrat mijlen uit de luchtweg 

ging vooruit, draaide mee, alles rondom tolde  

je draaide door als naar gewoonte, eenparig versneld  

elk om de eigen as, in trossen schoot je los 

middelpuntvliedend uit de bocht 

 

in een baan terug naar af

naar ketsende keien, gensters in het donker 

een vroege mens die vuur slaat

zijn handen van steen houden je uit de slaap, 

kraken wanen, slopen dromen

 

je kruipt weer voor eeuwen bijeen, lijf aan lijf 

in holen. schaduwen flakkeren op de rotswand 

wanneer je doen en laten fatsoeneert, nieuwe 

manieren kweekt, glad schaaft, hard maakt 

 

noten en zaden plet in een vijzel tot pap 

voor je oude moeder, tandenloze venus 

verzot op berenvet, ze overleeft nog jaren 

 

zo zal blijken uit schedel en kaken. archeologen

spreken millenia later van een vroege vorm 

van menselijkheid

mijn appelsap - Margot Delaet

september 2021

mijn appelsap van eigen boom in mooie doos 

is beschimmeld

en ik voel me niet meer

volwassen nu

 

ik probeer de borden proper

te houden maar soms

denk ik: over twintig jaar

brandt de aarde kapot en waarom

zou ik dan borden wassen

 

en dan kom jij

en houden we

elkaar als twee zijdes

van hetzelfde blad

twijfelend tussen

alles is nu

en nu bestaat niet

vast

Je leeft in een illusie van wildernis - Annet Zaagsma

augustus 2021

reserveert op een mooie zondag ad hoc

een tijdsslot in een bos 

in de hoop dat dan alle figuranten klaar staan

binnen de lijntjes natuurlijk

alles daarbuiten heet onkruid

 

je tolereert alleen laagfrequente overlast

geen exoten, wolven of wintersterfte

verblijft het liefst in plastic dozen

waar omgaan met modder 

een cursus is op het kinderdagverblijf

 

je wilt veilig de wind op je wangen

leren lachen in drie maanden 

pleiten voor meer traagheid

maar het getij en de maan 

zijn vreemdelingen voor je

verhuld in sanitaire producten

 

zoek jezelf een weg naar buiten

proef je eigen bloed 

op straat slaat de natuur terug

tussen de tegels

geen paniek als straks konijnen moeten kunnen graven

mos op de auto groeit als hij stilstaat

Bestuiving - Catharina van Daalen

juli 2021

te regelmatig gezaaide maïs kan zich niet voortplanten

de wind moet alles door elkaar kunnen waaien

kruislings bestuiven

daarom moeten we nu in het gelid blijven precies

in hokjes allemaal even groot 

even ver van elkaar verwijderd

doe een stap opzij en een nies reist diagonaal

met fatale gevolgen pok-pok-pok  daar gaat de gymzaal aan dominostenen

 

de man in het pak dat zijn gezicht verbergt

vindt broeierige dood in de kasten

met zijn vinger in mijn mond roert hij de smaak van teer en honing 

tegen mijn huig tot ik kokhals 

slaat grim lachend het rood in mijn wangen 

mijn temperatuur zit in een achtbaan terwijl de wereld net zo hard opbrandt

ik probeer hem te zien vertrekken tussen de hittegolven door 

gebogen rug in een witte overall

 

we moesten terug naar ons geboortedorp om getest te worden

hand in hand, rij aan rij, de weg breed gevuld 

tractorwielen, hoeven en stro

de vliegende insecten zijn geel van zichzelf

en geel van het stuifmeel

ontsnappen aan de ingepakte vingers van de man in het pak

ontsnappen in de wind

wie haar gezicht opheft wordt eerder nat

Afrikaanse gieren - Steven Van der Heyden

juni 2021

zwart afstekend draaien ze hun cirkels

op zoek naar een laatste stuiptrekking

in wat diep verloren ligt

 

de schoonmaakploeg van de natuur

telt steeds minder leden, thermiek houdt hen

niet langer boven de afgrond, breed is hun val

 

met opgezette mantelveren en kale koppen

lijken ze monniken die de doden wegslepen

hun pikorde raakt verstoord

 

ze zijn een verslindende onderneming, klaar

om te verdwijnen in bijgeloof

amuletten en verscholen gif

 

oude genezers met koppige idealen

kijken scherp de toekomst in, zien andere 

aasgieren onder een schrale zon

Waar mensen leven - Margreet Schouwenaar

april 2021

Leven hier mensen? Hier onder de uitslaande
zon waar piepkleine plastic deeltjes ongezien
wegkomen in wat omringt. Waar vacuüm verpakte
hunkering het winkelschap vult, waar we ons geheel
vrijwillig laten scannen om tot de betaalzone
te horen, waar het vuilnis verkapt wordt weggezet
in opgesmukte bakken? Waar wangen roze gloeien
volgens de laatste trend. Waar gemoord, verkracht,
waar oorlog en onbekwame machthebbers; waar het
staande volk zonder schroom wordt gekapt, beesten
het strekken wordt ontzegd. Waar hoofden boven water
of op media, waar gezwegen en weggekeken. Leven
hier mensen? Op wiens voordracht? Hier, waar je niets
moet voorstellen, maar alles moet zijn, waar
troost gehaald wordt uit gelijksoortigheid en suiker,
verkocht met hippe gemeenplaatsen en veel borst,
waar niemand grootgrutters en gifmengers stopt.

Hoeveel woorden voor vergaan? Bederven,
sterven, vermolmen, rotten, slijten, verstrijken,
teren, verweren. Wat wordt geen zoekterm? Wat
wordt niet gewist? Ik zie ze niet, de kriebelpoten,
de schildknapen onder stenen, en zij die hun kruis
dragen in een web of zonder schroom op duizend
poten gaan. En ook nu vallen bomen zonder een
woord. En altijd weer die verbazing dat alles verandert
als weer op een zomerdag. Dat alles in het water
valt en niemand dat had gedacht. Dat ijsberen eieren
eten, zeearenden plassen vinden, de brandgans
broedt op overleven; dat evolutie telkens toekomst
zoekt in een onbestemd onderdak! Dat steenmarters
hun kot vinden in welvaartsblik. Dat mensen vluchten
voor strijd, bewind, religie, lopen naar een belegd bestaan;
dat het monstermens, het water, de grens.

Ik buig mijn hoofd en zie hoe dun dunner wordt,
vraag niettemin en roep en nog blijft het stil. Wel
zie ik stenen tuinen, woedend vuur, wassend
water. Te vertellen heb ik niets en ook mijn vragen
verstommen. Er wonen woorden in mijn hoofd waar ik
niets aan heb. Nog even en er is niets anders dan
wazig zwijgen en een doordreunende stem die verdraait,
verminkt, verwringt, ontlast en belooft dat niets ooit.
Wij zijn het, wij nemen alles weg, geen ander mens
dan wij. Dikwijls met dodelijke wonden en zonder dat
iemand iets zegt of iemand iets hoort. En dat alles
zonder erbarmen. Van dieren maken we vlees, van
dagen gehakt; van mensen zelden buren. We zijn

hoogstens twee huizen breed. Schoonpraten wordt
een kwestie van wennen, onvermogen rust in driedelig
grijs breeduit op het pluche. En alles is ver. Leed wordt
bijeengehouden in een kijkkast. Drommen mensen,
zwart-wit op papier, worden verfrommeld. Weg
doen is simpel. Een knop, een prop. Wij zijn het,
de vuilnisbakken van de wereld, en we zwijgen,
zodat we het hebben gehad. Zoals je praat over
nabijheid, zodat je in de omtrek niet te bekennen
bent. Geen taal komt binnen. Geen mens, wij zijn het.
Ondanks dat ik vertel over pijn en angst,
over desperate varkens, over al die ogen
van kinderen die een thuis hadden. De werkelijkheid
is zo ver niet. Ik hoor haar ademen, janken, gillen
om beschutting, smeken om verstaan, vragen om
liefde, ondanks dat ik vertel over al die dolenden, al
die verlatenen zonder gewicht in de staatshuishouding,
ingelegd door de pluimstrijkers, verslonden door een
begerig believen, al die onzichtbaren in de stallen, in de hallen,
in de modder; al die net niet op de juiste plaats

Of de aarde blijft is de vraag, maar ze bloeit
als je zaait. Vrouwenmantel, Middaggoud,
Ridderspoor en wilde Akelei, net als
de Damastbloem, de Korenbloem en de Salvia.
Tenminste als je de aarde in meer kleedt dan
in sleetse frases. Als er voldoende geduld is
en als jij zaait, of ik. Lepelaars leren broeden in
bomen; stap voor stap, wij schrijven een verhaal
met schram en streep. We stellen een weg, slaan af,
doen over. Hopen! Kortom: de lente briest, pijn bot,
knoppen knallen. En jij staat op, en ik. Wij! Wij
slaan alarm. Jij en ik. Wij! Staan op.

Eenzaat - Méland Langeveld

maart 2021

Daar staat ze alleen, tussen
snelweg én spoorbaan
fier en rank
zojuist geplant

verlost van het nauwe
net om haar voeten
betasten haar wortels
de verse grond

haar blaadjes wapperen
in de vroeg frisse wind
maar wat is het kabaal dat
continu langs haar raast?

en waar zijn haar soortgenoten
waarmee ze opgroeide
in het veld beschut
naast elkaar?

plots giert heimwee
door haar nerven
en mist ze haar zo
geliefde gesprekken

wat moet ze aanvangen
op deze mistroostige plek
ze weet het niet, terneergeslagen
laat ze haar blaadjes hangen.

Intensive care - Els de Groen

februari 2021

Je land is leeg, je erf ontvolkt sinds je vee
gestapeld hebt in raamloze barakken
aan de voet van silo’s.

 

Het is of je de hemel melkt en de aarde
zoogt als je krachtvoer neerlaat en
graan in vlees verandert.

 

Het dier als dier bestaat nog slechts
in kindertekeningen en de
speelgoedbranche.

Midwinter 2015 - Florence Tonk

januari 2021

1.
Vol en ontluisterend de tijd
als een winter met kikkers is het
vandaag kil en duister
zingen de merels in bomen
de ballonwangetjes in de sloot en
wind verwart ons.
De straalstroom brengt kou maar nu
eindelijk ook wat regen
van de te lang te koud gebleven zee
water waar wij, takken en halmen
normaal gesproken onder buigen.
Droog, is het geweest maar
nu schiet zuipend, zuigend alles
ook hetgeen geen kruid is
de grond uit.

 

2.
Als een winter is
schuilend onder groene dekens
deze midzomerdag
steek ik twee kaarsen aan op
de dode kachel want
zo koud is het nu ook weer niet.
Als doopkaarsen op een altaar
of zoals thuis ongebruikt
op het hoge kastje met mutsen
en de Lämbucks van mijn moeder.

Zwart-wit geschoten hield
mijn vader de mijne brandend
in zijn handen en ik lag
op de kerkvloer in mijn witte sleep
vanwege groots verzet.

Dat moet februari zijn geweest
grootmoeder droeg haar pillbox
voor haar was dit theater.

Maar nu, vandaag is het winters
op de dag dat zij mijn moeder baarde
midzomer, die mij baarde, midwinter.
Spiegelend komen we
in de straalstroom samen.

 

3.
In een maalstroom van
generaties, ervaringen
signalen dat het
verkeerd gaat, dat het zus of zo
moet, rest schuilen onder
deze flard groene deken
in een oksel van een weg.
Doen alsof we midzomer
hout moeten stoken om warm
te blijven als in eerdere tijden
toen er voor de meesten
niet eens genoeg te vreten was
maar wel veel wilde tijgers.

Of die er straks nog zijn
valt te betwijfelen.

Mijn kind brult zijn wrah-wrah's
speelt met plastic replica’s
van wilde dieren, we hoeven
hem niet meer te dopen
dat theater hebben we
met mijn grootmoeders begraven.

Wij hebben de maalstroom
en graven, fracken de wereld uit
we blazen de wereld uit
we stoken, knoeien, vliegen
verdienen de wereld uit.

De straalstroom raast, en
de resten plastic van zijn
tijgers zullen eindigen
in de buiken van de laatste vis.
Maar ik beloof, wij blijven
elkaar aan het lachen maken
bevragen, (aan)raken, ons
bestaan uitzingen, houden
van wie of wat nog leeft, kikkers
merels, bomen, kind en: wrah!


 

Dwaalgast - Cora de Vos

december 2020

Je bent niet onopgemerkt gebleven

ook de grauwste mus wordt gesignaleerd,
genummerd, geteld, gerapporteerd, niets
ontsnapt het spiedend oog van de vogelaar

ook jij, steppekiekendief,
aangewaaid uit Kazachstan,
verdwaald in platgespoten hooiland

ze zeggen niet waar je bent geland
maar de waarnemers staan gereed,
desnoods volgen ze je met hun drones

er staat een hek om je geheime nest
dus verbeeld je maar niets
en zeker geen vrijheid

paparazzi loeren met telelenzen in de struiken

soortenjagers ringen je kuikens
nog voordat ze geboren zijn.

3 280 840 ft - Yanni Ratajczyk

november 2020

die duizend kilometers tussen ons
laat deze nog weerklinken, weergaloos

 

ik wantrouw afstand wanneer ze onecht lijkt
zoals ik beducht ben voor gedempt geluid
van ruzies tussen boekenkasten

 

ben je zover gekomen om de zomer te zien
vergaan tot stof, is dit nu zo vraag je je af

 

ik heb een scherm zeg ik, ik zal het gebruiken
om de wereld te ontkleden, desnoods zet ik
zwermen vogels in
ze brengen eilanden in kaart, ze laten zien

 

hoe we stilaan dichterbij drijven
zonder voluit te beseffen

 

deze verte is geen verte meer
niet langer tussen ons

Boomervaring - Dien L. de Boer

oktober 2020

volgt binnenkort

Steenweg - Anneleen Van Offel

september 2020

volgt binnenkort

Uitzicht - Saskia van Leendert

augustus 2020

Eén mens kan het begin zijn
van een massa.

 

Het start met een klein verschil
een verschuiving van het perspectief
onzichtbaar voor het oog.

 

Tot het onmiskenbaar is wil je het
niet zien, met de handen voor je ogen
lijk je veilig.

 

Ooit komen de sprinkhanen
de branden en de grote vloed.

Prognose - Wim Vandeleene

juli 2020

als de ventilator in de hitte roert

stijgt de spiegel tot aan onze lippen.

we duiken naar bleek koraal.

 

tussen onze vingers groeien opnieuw vliezen.

of een meteoriet slaat in, een kruimel

uit de hand van een god geblazen.

 

as weert het licht en maakt de lange winter.

we trekken de kleren van mammoetjagers aan.

reisagenten wijzen naar de evenaar.

 

of we wijken uit naar Mars

waar we gewicht verliezen.

daar teren we op astronautenvoer,

 

bij gebrek aan kluif

vallen onze tanden uit.

opnieuw hijsen we de papfles.

Niet zonder reden - Peter Theunynck

juni 2020

Niet zonder reden daalden bossen uit de hemel neer.
Soms schroeit het binnenskamers, slaan de pannen
van het hoofd. Soms hongert ook een hart naar brood,
snakt het raam naar rozen. Mensen hebben bossen nodig.

Niet zonder reden daalden bossen uit de hemel neer.
Soms is het al metaal dat ons betintelt en magnetiseert.
Steden hebben gulzige motoren, kleppen en cilinders
ratelen maar door. Mensen hebben bossen nodig.

Niet zonder reden daalden bossen uit de hemel neer.
Soms vreet het miltvuur van de eindigheid,
het vijverslijk, het knarsetanden van de overweg,
een kolf, een fles aan ons. Mensen hebben bossen nodig.

Niet zonder reden daalden bossen uit de hemel neer.
In beuken zwelt de zucht naar kathedralen.
Op eik rijpen gedachten, linde giet er slaap op,
taxus ent volharding. Mensen hebben bossen nodig.

bottom of page