top of page

Klimaatdichters tegen extinctie

Virginie Platteau

Klimaatdichters strijden met poëtische voorstellingen
voor een klimaatrobuuste wereld.

tek_bab01.png

De grootste biodiversiteit vind je in de marge, in de overgangs-gebieden. Aan de randen van onze akkers heeft het altijd gekrioeld van leven. Daar bloeien bijzondere planten en vinden dieren hun leefgebied boven en onder de grond. Hazen bouwen hun leger graag tussen de kluiten van de omgeploegde akker. Ook de roggelelie met zijn feloranje bloemen voelt zich thuis op deze reepjes land, vooral bij roggevelden. Onder de grond graven wormen hun gangen en houden zo de bodem luchtig terwijl ze organisch materiaal verteren. Maar hoe lang nog? Intensieve landbouw bedreigt het leefgebied van veel soorten. Voor hun voorstellingen pikken de Klimaatdichters er enkele uit die ons omringen en die in gevaar zijn.

uit de grond van mijn hart

of beter: in het hart van mijn grond

wemelen werelden

Maud Vanhauwaert

Het verhaal van de roggelelie, de haas en de worm vertellen ze op een speelse en theatrale manier met ritmische poëzie, performance, muziek en steeds uitdijende tekeningen. Dichters Maud Vanhauwaert, Moya De Feyter en Saskia Stehouwer schrijven en performen nieuw werk. Dichter-bioloog Pieter Van de Walle loodst het publiek door de wetenschap. De geprojecteerde tekeningen en animaties van Babette Wagenvoort dijen steeds verder uit, als een extra stem op de muziek. Cellist Ewout Lehoucq duikt in zijn repertoire en laat in eigenzinnige versies van oude en hedendaagse muziek de band van de mens met de grond, de bodem en de landbouw klinken. Net als de onderlinge interacties in het bodemvoedselweb vormt alles een geheel waarbij de dichters aan het zingen slaan, een tekenaar gaat dichten en een bioloog dirigeert. Op de grens tussen kunst en wetenschap, tussen kennis en emotie ontstaat iets nieuws. Noem het magie, noem het leven.Naar het voorbeeld van de Britse Poets for the Planet is de beweging van in het Nederlands schrijvende woordkunstenaars in 2020 op gang getrokken door Moya De Feyter. Zijn ze dichtende activisten, of eerder poëten met een missie?
 

Het zou een zootje ongeregeld kunnen zijn maar de Klimaatdichters profileren zich met een Manifest. Het is de verkondiging van een engagement dat de realiteit van de klimaatcrisis en onze precaire toekomst als soort in de ogen kijkt. Een poëtisch-activistische stellingname dus, om poëzie en taal te gebruiken als creatief en inspirerend geluid. ‘Het is tijd om onze stem als een vuist in de lucht te gooien’ klinkt het strijdvaardig en aanstekelijk.

Verwondering over de natuur en bezorgdheid over de menselijke impact zit vanouds in veel poëzie. Dichters als William Wordsworth, Pablo Neruda, Emily Dickinson, Guido Gezelle, Hildegard von Bingen, Leo Vroman of Arthur Rimbaud waren onmiskenbaar klimaatdichters avant la lettre. Gerrit Komrij schreef in 2000 al zestien klimaatkwatrijnen, dus nieuw is het onderwerp niet. Maar naast inspireren willen hun teksten ook verontrusten en mobiliseren, dat is het explicietere opzet van de Klimaatdichters.

 

 

 

 

 

 

Veel meer dan schuld en boete prediken of verontwaardigd waarschuwen blijft het bovenal poëzie. Van strijdlied tot abstracte observatie, wat deze teksten bindt is de perspectiefwissel die poëzie toelaat. Het al te menselijke gezichtspunt vervaagt in veel gedichten om een stem te geven aan al die andere levensvormen die met ons de planeet bevolken. Zeewieren bijvoorbeeld, of het smelleken, de kleinste roofvogel die een hand groot is. 

Poëzie als daad van verzet

 

Steeds is het zoeken naar balans tussen schoonheid en boodschap, poëzie en concrete actie. ‘Hoe bewaak je en gebruik je de taal? We willen niet doemdenken, al hoeven apocalyptische gedichten niet te ontbreken. Poëzie kan mensen helpen om in contact te komen met hun diepere gevoelens van ontsteltenis, want die zijn nodig om in beweging te komen’, menen de dichters. Ze sluiten aan bij initiatieven van protest- en milieubewegingen en houden zelf een bestand van dichters paraat voor wie een evenement organiseert en daar graag een klimaatdichter bij wil. Dat er impact is, bewijst de steeds groeiende vraag naar hun bijdragen. Poëzie vermag veel, als activistische expressievorm. Klimaatdichters maakten programma’s voor Poetry International en poëziefestival Het Park Vertelt in Oosterbeek, waar ze afgelopen zomer een eigen podium hadden, om ‘lyrisch en ziedend’ te zijn. Lyrisch over de natuur, maar ziedend over de teloorgang ervan.

Er zijn ideeën voor een podcastserie en nog meer projecten in de openbare ruimte zoals Stadsgroen Antwerpen (i.s.m. stadsdichter Seckou Ouologuem, Rataplan en Iedereenstadsdichter), of Gebermte in Mortsel. Voor het geocaching-concept werden ze genomineerd voor een Ultima, ze maakten deel uit van het STROOMfestival aan de Schelde.  Er liggen nog veel mogelijkheden in een meer educatieve tak waarbij workshops slam worden gegeven op scholen en een format van Klimaatdichters voor leerkrachten en jongeren. Er was Babelbad in Antwerpen en het Dak der Lusten op het dak van HetPaleis, waar de Aarde eens uit de eeuwige moederrol werd gehaald en als een geliefde beschouwd, een partner in een wederzijdse relatie van zorg en verlangen. In Nederland kregen de Klimaatdichters al twee jaar op rij een plek in de Duurzame 100, een prestigieuze jaarlijkse lijst van de krant Trouw.

 

Collectief tegen klimaatmoeheid

 

Het is maar een greep uit de stilaan indrukwekkende lijst samenwerkingen en realisaties. Samen met Poëziecentrum startte in juni het Europese poëzieproject ArtACT rond poëzie en ecologie. Het betekent steun voor twee jaar om de Klimaatdichtersacties en initiatieven verder te zetten. Intussen worden ook  partnerships gesmeed met organisaties als Youth for Climate, Extinction Rebellion, maar door de onverhoopte omvang van het initiatief wordt het tijdsintensief.  Blijft er nog wel tijd over om gedichten te schrijven? Het collectief werkt met een kerngroep van acht dichters. ‘Het samenwerken geeft ook veel inspiratie; door als groep te werken vervagen de grenzen tussen dichtvormen’, getuigt De Feyter. ‘We zijn allemaal dichters maar geen van ons staat erboven als organisator.’ Er is volop ruimte voor experiment, ook wat de vorm en de fysieke drager van de poëzie betreft. Saskia Stehouwer schreef haar bundel Bindweefsel bijvoorbeeld met de hand op zelfgemaakt composteerbaar papier van plantenresten. Samenwerkingen met andere kunsten laten ook nieuwe vormen van schrijven en denken toe; gedichten in het zand, schrijven met een ‘taalmachine’ die het geluid van de zee laat horen, zeefdrukken met planteninkt als meekrap...

Wat centraal staat is zorg voor de Aarde, en zorg voor andere klimaatdichters. Het klimaatdichterschap vervloeit met het individuele. Heeft de persoonlijke emotie van het individu als uitgangspunt voor een gedicht afgedaan? Ieder voor zich is niet langer houdbaar, zoveel is wel duidelijk. De Klimaatdichters denken in termen van verbinding, delen en verenigen, net als wat vandaag gebeurt in de beeldende en de podiumkunsten. Tegenover het onmiskenbaar eenzame proces van het schrijven, staat een publiek moment. Of een collectief schrijfmoment, wat helpt tegen klimaatmoeheid. Activisme is daarbij geen stigmatiserend of beperkend label. Deze poëzie sterkt het besef dat je als lezer/toehoorder/deelgenoot van het antropoceen niet alleen staat in de verwarring van deze mondiale crisis. Dat werkt. Hoe verontrustend ook, de voorstelling ‘De haas, de roggelelie en de worm’ geeft het publiek ook troost en werkt bemoedigend. ‘We brengen geen romantische feelgood-show, maar er is ruimte voor lichtheid en humor’, geeft De Feyter aan. ‘Ook dankzij de muziek van cellist Ewout Lehoucq. Hij legt andere dwarsverbanden, maakte bijvoorbeeld liedjes over landbouwtechnieken gebaseerd op het Antwerps Liedboek. Poëzie leent zich ertoe verbondenheid te voelen met alle soorten.’

 

 

 

‘Het zou fijn zijn om in elk land een residentie voor Klimaatdichters te kunnen organiseren’, bedenkt Stehouwer, die drie jaar in Italië werkte aan een ecologisch project. ‘Ook een eigen festival zou mooi zijn, in verschillende talen. Zo ontstaat een nog groter weefsel, een netwerk van poëzie die engagement uitdraagt’, valt De Feyter haar bij. ‘Kijk naar wat we met ons meertalig programma deden op de Babelbühne van Maud Vanhauwaert. Daar kwamen dichters uit Mexico, Spanje, Friesland, Kaapverdië… aan het woord over de toestand van de planeet. Ze performden in verschillende talen, werden geïnterviewd en deelden een gevoel, ook al werd hun taal niet door iedereen begrepen. We moeten niet bang zijn het Nederlands los te laten. Dit is een thema dat wereldwijd prioritair is. Of zou moeten zijn. Samen met Spaanse, Britse, Duitse en Italiaanse dichters schreven we trouwens al een gedicht tijdens de COP26 Klimaatconferentie in Glasgow. Er zijn via Poets for the Planet heel wat internationale connecties. Na een optreden met Antjie Krog sloten ook Zuid-Afrikaanse dichters zich aan.’

 

Hans Andreus, die zich bij zijn overlijden in 1977 - vijf jaar na het rapport van de Club van Rome - wellicht niet bewust was van dreigende hittegolven, biodiversiteitscrisis of klimaatvluchtelingen, leek het in een van zijn Laatste gedichten onbewust te voorvoelen. ‘Geen nieuwe aarde’, dat wou Andreus niet, en dat willen de Klimaatdichters evenmin. ‘Nee, laat me blijven waar ik ben, / Ik wil geen nieuwe aarde, / maar een bestaanbare.’
 

Waar dromen Klimaatdichters – naast een leefbare toekomst – van? De Feyter: ‘Van een wereldwijde kunstenaarsgemeenschap die overal infiltreert, die kettingreacties veroorzaakt en samenspant rond één missie: de zorg voor onze planeet.’

hier liggen te sudderen komen tot wasdom
grijpen naar houvast

de dieren voor later

Saskia Stehouwer

ik voel de mollen graven

ik heb hun snoetjes natgemaakt

ik heb het gewroet en gewring en gewriemel niet gestoord

Moya De Feyter

bottom of page